De ‘A’ in het tuindersjargon
In de serre van onze boerderij is ons kantoortje, hier worden, als het buiten koud en nat is, de plannen voor het volgende jaar gesmeed.
Bellen met collega-tuinders en akkerbouwers, zoeken naar de juiste rassen, bouwplan en vruchtwisseling in elkaar puzzelen en ga zo maar door… Het tuindersjargon onder de knie hebben is dan wel zo handig!
De komende weken wil ik jullie graag op alfabetische volgorde laten kennismaken met een aantal woorden uit ‘ons’ tuindersjargon, te beginnen met de letter A:
De A van aanaarden.
Op ons bedrijf zijn er verschillende groente die wij maar al te graag aanaarden. Dat ‘aanaarden’ doen wij met onze aanaarder die in de hefinrichting (letter H volgt) van onze trekker hangt.
Het aanaarden van bijvoorbeeld een bietje is eigenlijk niet meer dan de grond tussen de rijen bietjes naar de zijkant te verplaatsen waardoor er een ruggetje (oh nee, ook al een jargonwoord!) ontstaat.
In dat luchtige warme ruggetje, een soort dijkje van grond, kan de knolzetting (letter K volgt) van het bietje lekker groeien terwijl het blad er bovenuit steekt. Zodra er onkruid op dat ruggetje aard groeit, aard ik nog een keer aan, zodat het onkruid geeb kans krijgt en het bietje ongestoord kan doorgroeien.
En als dat ruggetje nou zo hoog wordt dat ik hem niet meer goed kan aanaarden? Dan aard ik hem eerst af, dat heet afaarden en dat doe je met een afaardschijf.
Het is goed toeven voor een plant op zo’n ruggetje, ook voor de aardappel. Mocht het nou net zo zijn dat dat ruggetje niet het werk is van een aanaarder. Deze rug is het werk van een ruggenvormer en die gebruik je alleen vóór de teelt, die aanaarder alleen tijdens de teelt. Maar nou dwalen we te veel af!
Vriendelijke groet,
Max